De Anermolen is een zogenaamde beltmolen. De molen heeft een gemetselde onderbouw met daarop een houten achterkant. De totale hoogte van de molen is ca. 15 meter. De lengte van de roeden (wieken) bedraagt 21,20 meter. Tegen de gemetselde onderbouw heeft men een “belt” zand van circa 3,40 meter hoog aangebracht. Dit was nodig om de molen de kunnen bedienen.
De molen heeft drie zolders, te weten: de meelzolder waar het meel wordt opgezakt, de steenzolder waar de koppels stenen liggen en de kapzolder. Op die laatste bevinden zich de bovenas met het bovenwiel, inclusief rem en bonkelaar. Om het graan vanaf de begane grond naar de steenzolder te hijsen, heeft de molen de beschikking over een sleepluiswerk.
De Wieken met de Zeilen
Om goed te kunnen malen heeft de molenaar een optimale windvang nodig. Hij krijgt die door de wieken op de wind te kruien. Hierbij draait de gehele kapzolder rond tot de wieken weer volop in de wind staan. De molenaar doet dit met behulp van het kruiwiel aan de achterzijde van de molen. Hij kan dan kiezen uit verschillende zeilvoedingen. Bij geringe wind gebruikt de molen naar alle vier de volle zeilen. Neemt de wint toe dan zal hij zeil minderen (het zogeheten “zwichten”).
De Maalstenen
De Anermolen heeft beschikking over twee koppels stenen te weten: een koppel 17der blauwe- en een koppel 17der kunststeen. Een 17der steen heeft een diameter van 1,50 meter. Een koppel stenen bestaat uit twee stenen: een onderliggende “ligger” en een bovenste ronddraaiende “loper”. Een nieuwe loper weegt gemiddeld 1.500 kg. Bij een omwenteling van de wieken draait de molensteen bijna 6 maal rond (verhouding 1: 5,88).
Omdat de Anermolen een bezoekersmolen is, wordt er niet voor een bakker maar voor een kippenhouder gemalen.